Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De mannen nu namen naarstiglijk waar, [49]en vatten het haastelijk, [50]of het van hem ware, en zeiden: Uw broeder Benhadad [leeft]. En hij zeide: Komt, [51]brengt hem. Toen kwam Benhadad tot hem uit, en hij deed hem op den wagen klimmen. 49. Hebreeuws, en zij haastten en vatten het; te weten, dat de koning Israels hun koning Benhadad zijn broeder genoemd had, houdende zulks voor een teken van zijn goede genegenheid tot Benhadad. Anders, raapten het op, sneden het af; te weten, van Achabs woorden. 50. Dat is, of het woord broeder uit een oprecht hart gekomen was, en of hij de broederschap meende, dan of zijn zeggen alleen een bedriegelijke veinzing van den mond geweest was. 51. Hebreeuws, neemt hem; dat is, neemt en brengt hem. Zie Gen.12:15.